Het leek wel of Smurfie zijn ene oog dicht deed. Smurfie knipoogde naar Fatiha.
Het sprookje van Parkiet Smurfie, door Fatiha (11 jaar)
Fatiha en haar zus lagen op hun rug in gras. Ze keken naar de lucht. De zon was net onder en het werd donkerder. Ze zagen heel hoog boven zich de sterren fonkelen. Heel veel sterren.
Ik zou daar best weleens heen willen zei Fatiha. Jij ook? Vroeg ze aan haar zusje.
Daar heel hoog op die ster, die ster die daar zo flikkert. Daar zou ik heen willen.
Komen jullie naar binnen, hoorde ze hun moeder roepen. Jullie moeten voordat jullie naar bed gaan, de parkietenkooi nog schoon maken.
De zusjes hadden thuis vijf parkieten. Ze hadden vreemde namen; Limoen, Bloemist, Mavis Maar twee parkieten die waren wel het liefst. Parkiet Smurfie en Parkiet Pikachou.
Die waren ook tam, althans Smurfie was het meest tam. Die mocht ook vaak uit zijn kooi. En dan ging hij lief zitten op de schouder van Fatiha
Ook die avond haalde Fatiha Smurfie uit zijn kooi en Smurfie ging op haar schouder zitten.
Ze maakte de kooi schoon. Ze hoorde iets. Iets wat ze niet thuis kon brengen. Een soort getsjilp, maar dan anders. Het leek wel een getsjilp met woorden. Hé hallo, hoor je mij. Ze keek om zich heen, waar dat geluid nou vandaan kwam. Het leek wel of de parkiet tegen haar aan het praten was. Je wil naar de sterren? Hoorde ze. Zeg jij dat nu Smurfie? Zeg jij dat? Ja, tegen niemand zeggen maar ik kan jou naar de sterren laten vliegen. Ze keek om zich heen. ‘Echt’ vroeg ze? ‘Ja’ dat kan ik, zei Smurfie.
Beweeg je armen maar. En onder het truitje van Fatiha begon iets te bewegen. Ze kreeg twee vleugels. Ze staken door het truitje heen en ze kon die vleugels bewegen. Heel hard heen en weer gaan, zei Smurfie. Ja hoor, kijk nou, ze ging langzaam omhoog. Ze ging nog hoger, hoger en hoger en nog hoger. Ze kon de sterren aanraken en sommige sterren kon ze beetpakken. Ze vloog door het heelal en plukte de sterren. Ze was vrij, nog een ster en nog een ster. Ze pakte zoveel mogelijk van de glinsterende sterren.
‘Hé, word eens wakker’. Haar moeder schudde aan de armen van Fatiha. ‘Hé, word wakker’.
‘Je hebt een nachtmerrie. Je was zo met je armen om je heen aan het slaan. Ik dacht, ik maak je maar wakker’. ‘Oh’, dacht Fatiha; ‘het was maar een droom. Jammer, ik dacht dat ik kon vliegen.’ Smurfie keek vanuit zijn kooi naar haar. ‘Huh?’. Het leek wel of hij anders keek dan anders.
‘Ga maar weer slapen’, zei haar moeder. De volgende morgen moest ze weer naar school. Ze ging vredig slapen en die nacht was er geen droom meer. De volgende morgen werd ze wak- ker en moest ze haar tas pakken om naar school te gaan. Ze pakte haar tas. ‘En wat was dat nou. Wat glinstert daar nou op mijn tas? Sterren’? Er zaten ineens allemaal sterren op haar tas. Ze keek naar Smurfie en die keek terug. ‘En zag ze dat nou goed’?
Het leek wel of Smurfie zijn ene oog dicht deed. Smurfie knipoogde naar Fatiha.